‘En juist daarom moeten we gaan.’ Het waren de zes woorden waar Joost meestal zijn gewonnen discussies mee besloot. De volgende dag laadde hij de achterbak van de Opel Kadett, geleend van de tante van Rein, vol met blikvoer en –drank. Ze zouden er ongeveer negen uur over doen om in Newport te komen. Toen ze de veerboot opreden riep Rein: ‘Tot nooit meer ziens!’ En Joost zei: ‘We worden multi-miljonair.’
‘Maar denk je echt dat wij de enige zijn die dit zullen proberen?’ Dat was de enige serieuze weerstand die Rein gaf toen Joost hem het verhaal vertelde. Ergens op een vuilnisbelt in Zuid-Wales lag een hard schijf begraven met daarop 7.500 bitcoins. James Howells had de valuta in 2009 zelf ‘gemined’ en toen zijn computer in 2010 crashte en het digitale muntje nog een gimmick was, had hij de harde schijf aan de straatkant bij het vuilnis gezet. De bitcoins vertegenwoordigden nu een waarde van bijna zeven miljoen euro.
Het Britse platteland had erg veel weg van de Belgische streken die ze in de zomer bezochten om hun voorraad trappisten op pijl te houden. Het was misschien wat heuvelachtiger. Het was zeker wijdser. Dat veranderde naarmate ze dichter bij hun eindbestemming kwamen. Ze sloten aan in een file, ‘dat kan ook toeval zijn’, die eindigde bij een slagboom waar twee mannen vrijwel gelijktijdig door het opengedraaide raam om een tol van vijftig euro vroegen.
‘De kosten gaan voor de baten uit.’ Dat had Rein van zijn vader geleerd, die al op de Noordzee viste voordat hij geboren was. Dat was ook het devies toen ze een garagebox vonden waar ze voor vierhonderd euro per nacht in konden slapen. Ze deelden de ruimte met zes anderen.
De volgende ochtend kochten ze twee spades, een pikhouweel, laarzen en een kaart. Ze betaalden de rekening van elfhonderd euro met hun laatste geld. Voor de metaaldetector sloten ze een lening af. ‘Wat maakt het uit’, zei Joost. ‘Morgen zijn we rijk.’
Na vier dagen graven hadden ze 29 computers, 41 usb-sticks, een portemonnee en een Rolex gevonden, waarschijnlijk namaak. Ze hadden hun lening voor de tweede keer verhoogd en Rein bezorgde in de avonduren blikjes bier bij de andere garageboxen. Ze wilden wel terug naar Nederland, maar hoe dan? Ze hadden geen geld. De auto van Reins tante was verkocht en, de inmiddels torenhoge schuld, moest in dagelijkse termijnen worden afgelost bij een lokale uitbater.
Die heette James Howells en steeds vaker waren er momenten dat die in zijn eigen verhaal begon te geloven. Dat was begonnen als visserslatijn van een narcistische dronkenman die iets te vaak voor loser was uitgemaakt. Maar de waarheid maakte allang niks meer uit. De gebakken lucht was genoeg. Een politiek dogma dat werkt voor iedere narcist zeker als zijn lucht naar geld stinkt.