De eerste A. Broeksma was schipper en voer over de Almelose Aa, met goedkoop textiel voor Indië. Volgens mijn vader, ook een A. Broeksma, stond hij als binnenschipper in verbinding met de hele wereld. Hij hoefde alleen maar via de Aa naar de Regge te varen, van de Regge naar de Vecht, dan via het Zwarte Water naar de Zuiderzee en van de Zuiderzee naar de kanalen die hem met de grote wereldzeeën verbonden.
Door de wet van de remmende voorsprong, ging zijn textielfabriek in 1856 failliet. In Twente verrezen er grotere hallen, diepere kanalen. Niemand wilde meer afhankelijk zijn van sloten als de Aa, waar het gedoe met sluizen te traag werd voor de nieuwe tijd. Zijn laatste jaren werkte hij als sjouwersknecht bij station Hengelo.
In de wijk ertegenover woonde hij in een klein bakstenen huisje, waar hij met vrienden samenkwam rond een olielamp en een Bijbel. Ze zochten naar houvast in de meest Precieze vorm van het christendom. De nieuwe tijd was groot en warrig en pakte alle banen af. Als er in het geloof al niets vastligt, waar kun je dan nog op vertrouwen?
Ik ben een nazaat van Preciezen. In een t-shirt uit Bangladesh sta ik met mijn vrienden achter een laptopscherm en kijk naar een bijna uitgestorven dier, dat rondloopt door een natuurreservaat. Ik woon in een klein huis van baksteen en wil geld geven om het dier nog wat langer in leven te houden. Ik wil ze terug: de niet-menselijke personages van de aarde. Niet om ze te zien op mijn laptop, maar om te weten dat ze er nog zijn. Als we wilde dieren wel kunnen zien, maar niet kunnen beschermen, waar kan ik dan nog op vertrouwen?
Soms geloof ik dat de aarde plat is, als een speelbord. Eens in de zoveel tijd wordt dat speelbord opgetild, waardoor de pionnen naar nieuwe plekken schuiven. De plek van de pionnen wordt altijd bepaald door het geld. Het geld zweeft als onzichtbare magneet onder het speelbord. Zodra er een nieuwe orde is ontstaan, komen er duizenden vertegenwoordigers in actie om uit te leggen waarom dit toevallig de juiste is. (En zo niet: we werken eraan!)
Misschien moet ik een tijdje ver onder minimumloon gaan werken, in een ruïne van een textielfabriek in Twente. Mijn zeven kinderen verstoppen zich onder de naaitafel, omdat ik van mijn baas geen familie mee mag nemen. We wonen in een gebouw dat op instorten staat en lopen elke dag naar een fabriek die op instorten staat. Zo woon ik in de eenentwintigste eeuw. Onderweg komen we langs de Almelose Aa, aan de kleur van het water lees ik de kleur van het seizoen af. De chemische stank is niet te harden. Mijn geloof is mijn enige houvast. De rest van de wereld kijkt op mij neer en begrijpt niet waarom ik steeds minder in vrijheid geloof.