Het was mistig toen Monika de trein naar de grote stad nam om voor het eerst een Pokemon vriend te ontmoeten. Monika was een rustige jonge vrouw. Haar ouders zeiden altijd dat hun dochter de pubertijd had overgeslagen. Na haar werk als caissière ging ze het liefste zo snel mogelijk naar huis. Nu had ze iets gevonden waar ze helemaal wild van werd. Online vond ze gelijkgestemden, ze stuurden elkaar foto’s van hun outfits en figuurtjes. Bas Kellemans had al een paar keer gevraagd of ze langs wilde komen, tot nu toe had ze het afgehouden, maar nu hij een bijzonder exemplaar voor haar had, kon ze moeilijk weigeren.
Voor de gelegenheid had ze zich in de kleuren van haar lievelingsfiguurtje gekleed, rood en geel. Het was zo mistig dat ze amper het perron kon zien toen ze aankwam. Vanaf dat moment ging alles heel snel. Alsof de mist een voorteken was.
Bas deed joviaal open, hij was meer pafferig dan op op de foto’s die hij gestuurd had. Bas droeg een overhemd waarvan de kraag verkleurt was. ‘Heb je al gegeten?’ vroeg hij. Bas had van zijn werk hamburgers en zakjes friet meegenomen. Hij keek Monika glazig aan. Ze werd er zenuwachtig van en voelde even met haar vingertoppen aan de punt van het drakenzwaard dat verstopt onder haar trui zat. Na de burgers stond Bas op en terwijl hij haar bleef aankeken haalde hij zijn piemel tevoorschijn. ‘Er is werk aan de winkel’, zei hij. ‘Je wilt toch het Pokemon figuurtje?’ Zijn piemel lag er als een nat theezakje bij. Monika maakte aanstalte om op te staan, maar Bas duwde haar hardhandig terug de bank op. Het zwaard prikte nu onaangenaam tegen haar sleutelbeen. Ze dacht hoe haar pokémon in dit geval zou handelen en trok het zwaard van boven haar trui vandaan. Ze wist niet zeker of ze iets geraakt had, maar Bas struikelde over zijn eigen broek toen hij probeerde weg te rennen en kermde het uit van de pijn. Monika kuste haar bebloede drakenzwaard en verdween de mist in.