Er is weer eens ruzie in het laatste Europese oerbos. Het laatste wát? Oerbos. In Oost-Polen. De milieubeschermers roepen: “Geef het de beschermde status!” De kapbedrijven, houtbewerkers en paddenstoelenplukkers roepen: “Wij leven van het bos! Laat ons erin!” De hoteleigenaar is het met de milieubeschermers eens, net als de mensen van het zoogdiereninstituut.
Ik heb het niet over het echte oerbos. Het echte oerbos is zo klein dat het in een vissenkom past. Dat is een afgesloten mini-biosfeer, daar is het donker en nat en stikt het van de muggen, daar heeft niemand iets te zoeken.
Omdat het echte oerbos zo klein is besloot de directeur het uit te breiden. De bossen rond het oerbos zijn ook heel mooi en lijken een beetje op het echte oerbos. In dat nieuwe oerbos zijn echte oerdieren uitgezet, zoals de wisent: een Europese bizon die alleen nog in dierentuinen leefde. Bizons passen niet in vissenkommen, die geef je de ruimte. Die zouden in het echte oerbos met hun hoeven door het mos zakken, of struikelen over het dode hout.
Het echte oerbos is vooral populair bij schimmels en insecten. Maar de marketingcampagne met leuke weetjes over het aantal organismen in dode oerbomen ten opzichte van gewone dode bomen, liep uit op een mislukking. Nu staat er weer een bizon op de poster en komen de toeristen naar het nieuwe oerbos om ze te zien. Ze willen het laatste wilde stukje Europa meemaken. Het Europa zoals het vroeger overal was.
De houthakkers en paddenstoelenplukkers vinden dat hun bos in een kinderboerderij verandert.