Een vriendin moet voor haar werk een maand naar het buitenland. Haar werk bestaat uit rondjakkeren en deadlines halen, dus het is lastig om elkaar voor haar vertrek nog even te zien. Uiteindelijk spreken we op het allerlaatste moment op zondagochtend af. Alleen om even doei te zeggen. Meer tijd is er niet. Zij moet haar spullen inpakken en ik heb Feyenoord.
Ik druk op de bel. Of nou ja, bel. Het is een slecht huwelijk tussen een zoemer en een bel. Je hoort eerst een streng ‘bzzzzz’ alsof je een quizvraag fout hebt beantwoord en dat gaat dan over in een lieflijk ‘-ong’ uit het tweede deel van de deurbelklassieker ‘ding dong!’ Het is een deurbel die zegt: ‘Scheer je we- lkom!’ Ik weet dat het gewoon een defect is, maar ik word er toch elke keer een beetje onzeker van. Gelukkig niet zo onzeker dat ik aan de vriendin ga vragen of ze die bel wil vervangen. Dat zou pas echt raar zijn.
Ze doet open, we omhelzen elkaar.
‘Je ziet een beetje groen,’ zegt ze.
‘Feyenoord,’ zeg ik.
‘O ja,’ zegt ze terwijl ze voor me uit de trap op loopt. ‘Ik vergeet steeds dat jij dat hebt.’ De vriendin weet niks van voetbal, maar het is raak geformuleerd. Feyenoord is iets dat je hebt. Feyenoord zou moeten worden opgenomen in dat boekwerk met psychische stoornissen.
Ze vraagt of ik iets wil drinken, maar er is helemaal geen tijd om iets te drinken. Ik snap wel dat ze het vraagt, want zo is de procedure. Ik ben te gast en zij is de gastvrouw en dan vraag je: ‘wil je wat drinken?’ Ik wil bedenktijd, maar die is er al helemaal niet. De vriendin ziet mijn gezicht en zegt: ‘je kan ook nee zeggen’ net op het moment dat ik ‘water’ zeg.
Een grapje, nog een grapje en daar heb je het al: sfeer. Ik kijk op mijn telefoon en zie dat ik nog hooguit vijf minuten tijd heb voor sfeer. Ik zie aan de vriendin dat zij ook eigenlijk door moet. Ik giet mijn water achterover en zeg: ‘Maar hoe gaat het nu met je. Heb je zin in de buitenlandse klus.’ In mijn haast vergeet ik de vraagtekens. De vriendin lacht en zegt: ‘Dat vertel ik je volgende maand wel.’
Als we de trap aflopen zegt ze: ‘Ja, dit soort dingen moet je ook niet half doen, natuurlijk. Je moet het wel belangrijk maken.’
‘Ja, maar er was verder geen tijd , toch?’ zeg ik. ‘Jij kon niet op de momenten dat ik kon en ik-‘
‘Nee, joh! Ik bedoel dat voetbalgedoe. Ik vind het mooi hoe jij je daar zo druk om kan maken.’
Ik wens haar succes met de klus in het buitenland en zeg dat ik haar zal missen. Door de haast en de zenuwen is bij dat ‘missen’ mijn intonatie precies helemaal verkeerd. Alsof een van ons euthanasie gaat plegen en we elkaar nu voor het laatst zien. ‘Joh,’ zegt ze enigszins geschrokken. ‘Ik ben terug voor je het doorhebt.’
Feyenoord verliest met 3-0 van Excelsior. Een debacle om door een ringetje te halen.
Ik moet eigenlijk naar bed, maar ik ben te moe. Op YouTube kijk ik naar de video van Shania Twain die op een podium in Las Vegas ‘You’re still the one’ tegen een paard zingt. Ik word daar altijd erg kalm van. Zoiets zou ik nooit durven. Op een podium in Las Vegas met volle overtuiging ‘You’re still the one’ tegen een paard zingen. Ik heb verder helemaal geen ambities in die richting, maar het blijft knap. En de angstige blik in de ogen van het paard is ook wel toepasselijk.
Ik ga naar bed en weet twee dingen zeker. Shania Twain zou best aan een vriendin durven vragen of ze haar deurbel wil vervangen. En komende zondag gaat het weer mis. Maar dan nog mooier.