Mijn vriendin en ik gaan bij kennissen eten. We nemen een fles wijn en een doos bonbons mee. ‘Dat had niet gehoeven,’ zegt de vrouw die Marieke heet. Het had inderdaad niet gehoeven, maar we hebben het wel gedaan, en dat maakt ons tot een sympathiek koppel. Zo’n stel waarvan je zegt: ‘Schat, zullen we vrijdagavond die en die eens uitnodigen, zij nemen altijd iets leuks mee, in tegenstelling tot die en die, daar hebben we nog nooit een kleine attentie van gekregen.’
Het avondeten bestaat uit rijst met groenten en veel avocado. De man die Ronald heet zegt dat de avocado almachtig is. ‘Er zitten allemaal gezonde vetten in. Veel vitaminen ook. Goed voor huid en bloedvaten. En het is gewoon een prachtige vrucht om naar te kijken.’ De avocado is ook heel troostrijk, weet de vrouw die Marieke heet. ‘Hij vult je met warmte. Hij neemt verdriet weg.’
De man die Ronald heet en de vrouw die Marieke heet vertellen dat ze de hele dag door avocado eten. Nog zo’n voordeel: de vrucht is heel flexibel. Je kunt hem combineren met brood, met ijs, pasta, yoghurt – met alles eigenlijk.
Mijn vriendin en ik knielen neer en slaan onze armen in de lucht. Daarna buigen we diep. We plukken stukjes avocado uit de rijst en houden ze tegen het licht. ‘Avocado! God van het vruchtenrijk! Accepteer ons als trouwe volgelingen. Jou kun je overal mee combineren. Je hebt vitaminen en goede vetten. Je geeft troost en warmte.’
We rennen de deur uit, de straat op, bellen overal aan om het evangelie van de avocado te verkondigen. We duwen de stukjes avocado die we uit de rijst hebben geplukt in de handen van vreemden. ‘Voel dan,’ zeggen we, ‘kijk dan.’
‘Avocado,’ zeggen we. ‘A-vo-ca-do.’
Fietsend naar de stad schreeuwen we het door openstaande ramen, naar voorbijrijdende auto’s en scooters. In een discotheek dansen we hand in hand. Knuffelen de mensen om ons heen. ‘Je hoeft niet verdrietig te zijn. Ook jouw huid kan stralen.’ In bed wrijven we de stukjes avocado fijn met onze lichamen.
’s Ochtens staan we om vijf minuten voor acht voor de supermarkt. We kijken door de schuifdeuren. Neuzen tegen het glas. We zien het groenteneiland lonken. Boven ons is de lucht helder en blauw.