De visboer op de Rijnlaan zegt dat je je nooit moet laten leiden door angst. Dat is namelijk precies wat ze willen. Ze maken ons bang in de hoop dat we op ze gaan stemmen, volgens de visboer. Volgens de visboer is er helemaal niks om bang voor te zijn. Hij kijkt me doordringend aan. ‘Lief zijn voor elkaar en vertrouwen op…’ Hij wijst naar boven, daarna geeft hij me mijn haring. ‘Dat is alles wat we kunnen, toch?’
Een vriendin appt dat ze ‘officieel ontzwangerd’ is. Om het te vieren maken we een wandeling. Het is de eerste keer dat ik een wandeling maak om een officiële ontzwangering te vieren. Haar negen maanden oude kind gaat mee in een rode kinderwagen. In een ondervak, of hoe heet zoiets, leggen we een paar loopbiertjes. Een loopbiertje is een biertje om lopend op te drinken. Liefst midden op de dag, achter een kinderwagen, zodat de mensen denken: huh? We maken onze loopbiertjes open voor een uitgaande kleuterschool. Ik zeg ‘hoi’ tegen een vage kennis van de voetbalclub, die in plaats daarvan bij nader inzien een bekende nieuwslezer blijkt te zijn. ‘Proost,’ zegt de bekende nieuwslezer. ‘Waar ken je die van?’ vraagt de vriendin. ‘Hammammammammam,’ beweert het kind stellig. ‘Van het journaal,’ beaam ik naar waarheid.
Een peuter met een rugzak wijst naar een poes. Zijn moeder klapt verrukt in haar handen. ‘Ja, Rogier! Een poes! Wat zegt de poes?’ (Weet ik wel, weet ik wel. Peuters heten niet Rogier, maar ik ben de naam van de peuter vergeten en ik moet iets) Rogier kijkt moeilijk. Ik snap zijn twijfel. Hij wordt geacht om de vraag met ‘miauw’ te beantwoorden, maar poezen zeggen geen ‘miauw.’ Poezen zeggen ‘prurk’ of ‘awie’ of ‘prrrrrrrrch,’ maar nooit ‘miauw.’ Toch is ‘miauw’ het enige antwoord dat zal worden goed gerekend. Rogier kijkt naar zijn moeder en besluit de vraag simpelweg te negeren. Hij wendt zich van haar af en hurkt bij niks bijzonders. Ik besluit om te proberen iets meer als Rogier te zijn.
In het centrum wemelt het van de blondines. De onbezorgdheid waarmee ze in het openbaar blond lopen te wezen, is hartverwarmend. ‘Kijk,’ zeg ik tegen de vriendin, ‘de blondines marcheren onverschrokken voort.’ Maar de vriendin heeft die opmerking van de politicus niet meegekregen, waardoor ik alles helemaal moet uitleggen met een saai kutverhaal, waarop zij alleen maar kan reageren met ‘o.’
De volgende dag krijg ik het bericht dat een sok die het kind onderweg had verloren, na een lange zoektocht weer terecht is. Mijn opluchting is, toestandindewereldtechnisch, misschien wat groot. Maar van de andere kant: er is verder niks om bang voor te zijn. Lief zijn voor elkaar en vertrouwen op het systeemplafond van de visboer op de Rijnlaan. Da’s alles.