Jij zei vaak: we reizen later de wereld rond, campari drinkend met de jetset zoals in de reclame waarmee ze ons lekker maken, dansend op een strand, emmers ijs, een jacht, zand dat niet in bikini’s gaat zitten.
Ik zei: in films is iedereen jong zelfs de meest ontgoochelde detective en hoewel ik zelf oud-
En dan onderbrak je mij, terwijl ik nog altijd iedereen ouder denk dan ik. Lopen volwassen te doen, met meubels die namen hebben, zware boten die grachten niet kunnen dragen, net zomin als de aarde mij kan dragen. Alles te groot en uit de voegen, overal zie je: terug gestopte restjes, rafels van een bestaand iets, een ambachtelijk gemaakte stoel of een handgeschreven letter.
Nooit wilde je er iets van weten. Je zei: alles heeft twee kanten. Maar je weet zelf dat je dat zelf graag gelooft. Dat we nou eenmaal niet overal de feitenverifieerder op los kunnen laten.
De balkondeuren trillen, zeg ik, echt mijn achterbalkondeuren trillen bij de minste vrachtwagen over de kade (nou ja de minste).
Er zijn hier geen vrachtwagens, denk je nou echt-
Een schip door de vaart dan, probeer ik. De stad wordt in tweeën gevaren. De wereld is klein. Je viel laatst achterover en toen ik ernaar vroeg, zei je dat je voorover viel, iets met een stoepje te late reflex.
Alles is dubbel, driedubbel, zestigdubbel geblurd. Iemand die liegt, kun je niet citeren.
In het gras liggen. Met een strootje in de mond naar de wolken staren, wil ik het liefste. Hier nooit meer weg.
Ik wil niet op vakantie.
Over welk nieuws gaat dit?