Het was een dag als alle andere – op één ding na: veel mensen hadden hun vlag buiten gehangen, dat had ik vanochtend gezien. Aan deze kant van de grens dan. In Duitsland doen ze dat niet, ik weet niet waarom.
Misschien dat dat er iets mee te maken heeft.
Ze kwamen thuis, ze hadden me de hele dag alleen gelaten. Dat vind ik niet erg, dan kan ik op de bank gaan liggen. Normaal mag dat niet.
Meneer Schneider hield zijn jas aan, het was gelukkig net opgehouden met regenen. Zij verdween meteen naar boven, zij gaat altijd eerder naar bed dan hij. Maar zij is degene die me ’s ochtends eten geeft, heel vaak word ik wakker van het geluid van rammelende brokken in het blik.
We liepen de straat uit, ons vaste rondje, kwamen langs het water aan de Spoorsingel. In de zomer spring ik daar wel eens in, als hij me laat tenminste. Gisteren niet, het was nog veel te koud.
Bij het veldje maakte hij me los, en ik dook meteen de bosjes in, er is daar altijd van alles te zien en te ruiken vooral.
Toen ik weer tevoorschijn kwam was hij weg.
Nu lig ik al de hele dag op het kleed in een hoek van de kamer. Er is politie geweest, de telefoon gaat de hele tijd en de buren hebben een pas soep gebracht waar ik waarschijnlijk weer niks van krijg.
Ik ben benieuwd wie er vanavond met me gaat lopen.