Ze kwam binnen en gaf me geen knuffel, maar legde zonder iets te zeggen de sleutel van mijn huis op de salontafel. Ze ging al mijn kamers langs en pakte haar spullen in een tas die ze van huis had meegenomen. Ondergoed, een boek, een cakeblik. Zelfs haar tandenborstel.
Ze huilde en negeerde mijn vragen.
Nadat ze klaar was met het verzamelen van haar bezittingen, trok ze haar jas weer aan.
‘Ik begrijp het niet,’ zei ik. Plotseling had ik ontzettende hoofdpijn gekregen.
‘Ik weet niet wat de waarde van deze relatie is, als we elkaar niet meer aan kunnen raken.’
Toen vertrok ze.