Soms werd het even zwart voor haar ogen. Het gebeurde niet vaak, maar toch vaak genoeg dat ze wist dat het zou blijven gebeuren. Verduistering, werd het genoemd. Eigenlijk paste die naam niet. Ze had het opgezocht, hypochonder als ze was. Het zou een bepaald type epileptische aanval kunnen zijn: absences. Ja, zo voelde het – als een vluchtige afwezigheid, een kortstondig niet-bestaan. Een verlating, in feite. Ze verliet het bewustzijn van haar eigen lichaam, om er kort daarna in terug te keren, koud en versuft.
Normaliter hield ze andere lichamen op afstand. Tegelijkertijd een ster en introvert zijn was een ingewikkelde zaak. Alles draaide altijd om haar. Mensen sloegen hun ogen neer als ze langskwam. Zo oogverblindend was ze, dat niemand haar ooit recht aankeek – behalve op die dagen dat het zwart werd voor haar ogen. Dan voelde ze blikken op haar gericht.
Net als bij andere sterren wilde men alles over haar weten. Meestal kon ze de verleiding weerstaan, maar soms gaf ze eraan toe en bekeek ze veelgebruikte zoekopdrachten. Haar ondergang was een speciaal punt van aandacht, maar ook haar huidverzorgingsroutine was populair. Altijd betreurde ze dat niemand zich eens afvroeg wat haar lievelingskleur was. Niet geel, zoals meestal gedacht werd, maar blauw, zoals het blauw van haar lievelingsknikker.
Bij systeemtherapie had ze het poppetje dat haar moest voorstellen aan de rand van de tafel gelegd, en de blauwe knikker in het midden van de tafel. De therapeut had haar vragend aangekeken. Ze vertelde hem naar waarheid: het liefst zag ze zichzelf zoals kinderen haar tekenden – knus in een hoek, in plaats van als middelpunt. En boven haar stoere lach natuurlijk die zonnebril, daar zag ze de humor wel van in. Het kalmeerde haar, die coole voorstelling.
De therapeut streek met een hand over zijn baard en zei dat het begon te dagen, dat ze haar vermogen tot destructie moest leren verdragen, het gewoon moest ondergaan. Het zat in haar aard om met vuur te spelen, zei hij. Daarop was ze kwaad geworden. Witheet. Had hij wel door wat er hier aan de hand was, wie in dit systeem daadwerkelijk aan het verduisteren was?
Ze was niet meer teruggegaan naar therapie. De buitenaardse eenzaamheid hoorde bij haar, dat was nu eenmaal haar lot, niemand zou haar daarvan af kunnen helpen. Ze had alles wel zo’n beetje gezien, en toch lag er nog zoveel voor haar, uitdijende tijd, eindeloze lichtminuten, een half zonneleven lang.