Ik geloof hem niet meer, die vent in dat kazuifel. Daar had ik Aart Staartjes voor nodig en die is dood. Nu zie ik het gewoon. Het is een acteur in een pak en de baard is er gewoon opgeplakt. Zwalk bestaat ook niet. Dat is een fictief plaatsje. Als Zwalk echt zou bestaan, dan zou ik er gaan wonen. Ik zou daar niet misstaan, denk ik. Ik zou er niet per se de burgemeester van willen worden, maar ik zou het – als de functie me zou worden aangeboden – voor de vorm wel even ernstig in overweging nemen. Ik zou eigenlijk het liefst iemands runningmate willen zijn.
En ik zou dan een aantal dingen echt benoemen. Bijvoorbeeld pepernoten. Er bestaan helemaal geen mensen die pepernoten lusten. Nergens. Op de hele wereld niet. Pepernoten zijn gewoon harde dingetjes die pijn doen in de bek. Iedereen weet dat. Nog nooit heeft iemand een kind gretig diens tanden in een pepernoot zien zetten. Het gaat altijd met tegenzin. Het is omdat het moet.
De keuze voor pepernoten is natuurlijk wel begrijpelijk. Het is betaalbaar strooigoed en het klatst zo fijn in één of andere hoek. Het past ook handig in klaargezette schoentjes. Maar we hebben in dit land erg veel discussie over vanaf wanneer die pepernoten dan in de schappen mogen liggen. En dat is gewoon verspilde energie.
Dus laten we afspreken dat we lekker met alles mogen smijten, maar dat we de troep ook niet altijd ook helemaal op hoeven te eten. Dat past als tekst alleen nog niet op een petje of shirt. Aan die slogan wordt nog gewerkt in Zwalk.