Het is zonnig en best warm, eigenlijk verrassend warm voor de tijd van het jaar, warm genoeg waardoor je zou kunnen denken: ik ben eigenlijk helemaal niet zo nodig. Het kan ook wel zonder mij, vandaag. Laat mij maar hangen, het is goed zo. Misschien is dat wel de reden dat ik hier lig, uitgerekt in het zachte bermgras. Het water kabbelt aan me voorbij, de dag kabbelt aan me voorbij. Het is niet erg om vergeten te zijn. Ik lig hier prima. Ik word nog wel opgehaald. Moet ook wel, ik heb namelijk
- de huissleutels
- de portemonnee
- de bic-aansteker
- de sigaretten van camel
- de hondenkoekjes
- de supermarktbonnetjes waarmee niets gebeurt en die pas na een bepaalde lengte van tijd mogen worden weggegooid
- de twee spaarkaarten van de julia’s met allebei één sticker
- de bic-pen
- de zakdoek
- de mueslireep die in tweeën is geknakt
dus ik maak me geen zorgen. En ik lig hier prima. Zolang je maar weer herinnerd wordt, is het niet zo erg om vergeten te zijn. En zolang de brandweermensen de sloot uit blijven klauteren met lege handen, is het niet zo erg om in de zon te blijven liggen. Hij zal nu wel thuis zijn, gok ik zo. Hij zal me nu zo ongeveer wel gaan missen.