Het is vroeg, althans voor mij, maar het is mooi weer en ik hoef niet te rijden. Ik hoef niet eens op de route te letten. Ik hoef alleen maar te zitten, een croissantje te eten en te wachten. Te wachten tot we er zijn. In Budel. Dat is vlakbij de grens met België en ongeveer op die van Noord-Brabant en Limburg. Vanaf mijn huis is dat een eindje.
Ik kende Budel eigenlijk alleen van hun brouwerij. Sympathiek familiebedrijf. Prima bier. Een bovendien is hun logo een anker. Maar het is nog te vroeg voor bier. En ik ben hier helemaal niet om te drinken. In Budel staat naast een brouwerij ook een AZC. Sterker nog, in Budel staat een van de grootste AZC’s van Nederland. 1500 mensen, een klein dorp, tussen de bomen, naast een legerbasis.
Ik krijg een rondleiding van een enthousiaste Brabantse met een zwierige rok en getatoeëerde armen. Ze keek niet meer op van helikopter boven ons hoofd, of de schoten op de schietbaan van de buren. Soms hoor je hier tanks rijden, zei ze. Eigenlijk keek ze nergens meer echt van op, maar ze houdt van haar baan.
Ze vertelt over het asielproces, en de verschillende fases in het asielproces. Over COA en de IND en de GGD en de DT&V de Marechaussee en de vreemdelingenpolitie. En ik ben al snel het overzicht kwijt. Waar het op neer komt is dat het hier in Budel geen gewoon asielzoekerscentrum is, maar een plek om te wachten. Tot er een aanvraag is. Een besluit is. Een andere plek is. Tot er een beetje zekerheid is.
Het wachten duurt lang, steeds langer. En dus wordt het wachten vaak wonen. Wonen in een complex van gebouwen. Gebouwd naar model van de Duitse legerbarakken die hier eerst jaren stonden. Buiten de hekken staan er nog een paar. Oud en vervallen, ze worden teruggegeven aan de natuur. Niemand heeft zin om de asbest op te ruimen. Buiten de hekken wordt er veel teruggegeven aan de natuur; oud materiaal, een uitkijkpost, een bezinepomp. Wij kunnen er rustig rondlopen, we hebben een sleutel mee. Buiten de hekken is het bos. En prachtig weer. Er rent een hert.
We lopen het terrein weer op. “Waar komen jullie vandaan?” vraagt een bewaker. “Hierachter,” zegt mijn gastvrouw. “Het is daar verboden terrein,” zegt de bewaker. “Ja,” antwoordt ze. We lopen door, hij zwaait.
We lopen langs de school, die helemaal vol hangt met tekeningen en knutselwerk. De kinderen zwaaien. En langs de moestuin, waar ook geitjes en konijnen en kippen wonen. Er zijn bloemen ingezaaid. Het is nog even wachten tot ze uitkomen.
Laatst kwam de nieuwe staatssecetaris langs, de Brabantse had wel vertrouwen in hem. Hij stelde vragen en hij luisterde misschien zelfs naar de antwoorden. Het is nog wachten wat op wat hij kan veranderen, maar ze kregen al nieuwe hekken.
We lopen langs de nieuwe hekken. Hekken voor nog meer oude barakken (waar de extra matrassen liggen, daar kunnen ze nu dus niet meer bij). Hekken voor een zwembad, al tientallen jaren ongebruikt (kennelijk zit er nog water in het bad).
De hekken om het gedeelte waar de jonge mannen wonen. De jonge mannen die uit volgens Nederland veilige landen komen. Ze wachten op een besluit, dat vrijwel zeker negatief gaat zijn. Ze moeten wachten in een extra sober complex. Het is ontmoedigingsbeleid.
We lopen langs de hekken en de beveiligingscamera’s. De beveiligingscamera’s die overal staan. Beveiligingscamera’s op zonne-energie, dat wel.
En langs de tafeltennis. En het tafelvoetbal. Want waar veel vreemden samenkomen, samen wachten, is er tafeltennis. En tafelvoetbal. Er komt een man naar me toe die vraagt of ik een journalist ben. Ik heb een opname-apparaat in mijn hand, dus ik de vraag. Ik antwoord van niet, maar toch vertelt hij zijn verhaal. Hoe hij een paar jaar geleden van Syrië naar Oekraïne vluchtte. Hoe hij daar woonde, werkte en vrienden maakte. Hoe zijn dochter er naar school ging. En hoe de tweede oorlog kwam. Waar hij samen met zijn dochter en vrienden en buren voor vluchtte. Ze kwamen terecht in een hotel. Een mooi hotel in het centrum van Rotterdam. Maar hij is niet Oekraïens. Hij is Syrisch. En dus moestie daar weg. Naar Budel. En dus is hij nu hier. Aan het tafeltennissen. En aan het wachten. Bovenal aan het wachten.
Het is tijd om te gaan. Het is laat, we hebben honger en terug naar huis staat er zeker file.