Het is niet druk in de wachtkamer van de afdeling cardiologie, maar de mevrouw achter de balie maakt desalniettemin een gejaagde indruk. Ze staat naast haar bureaustoel, leunt voorovergebogen naar haar scherm, klikt driftig met de muis en mompelt ‘hoeren.’ Ik besluit om het deze vrouw zo gemakkelijk mogelijk te maken.
‘Van Pelt, dertigtienachtenzeventig.’
De mevrouw schrikt en schiet in één beweging door in de hulpverlenerstand. Ze laat de muis los en kijkt me ‘vriendelijk’ aan.
‘Hm?’ vraagt ze.
‘Naam en geboortedatum,’ verduidelijk ik.
‘Wat?’ Ze glimlacht nog steeds, maar ze heeft vanochtend duidelijk het leeuwendeel van haar geduld al opgebruikt. Ik herhaal mijn naam en geboortedatum. De mevrouw kijkt fronsend naar haar scherm en schudt van ‘nee.’
‘Ik heb een afspraak met dokter Houthaan,’ zeg ik. De mevrouw blijft van ‘nee’ schudden. Ik check de gegevens op mijn afsprakenkaart. Datum en tijd kloppen. ‘Kijk,’ zeg ik tegen de mevrouw, ‘hier staat het.’ Ze negeert mijn kaart, houdt haar blik op het scherm. Alsof ik een zwendelaar ben die met vervalste afspraakkaarten afdelingen van ziekenhuizen afstruint. Een man die zich voor de lol in allerlei medische molens stort. Uit wellust, of iets dergelijks.
De mevrouw klikt nog een keer met haar muis, kijkt me aan en schudt dan net iets te meewarig van nee. Alsof ze mij tot haar spijt moet mededelen dat ik helaas niet besta.
‘Laat maar,’ zeg ik. ‘Het geeft niet. Het was toch maar uit voorzorg. Volgens mijn huisarts is het waarschijnlijk niets. En ik voel me sowieso al een stuk beter sinds-‘
‘Hebbes,’ zegt de mevrouw ineens. Ze wijst naar haar scherm. ‘Van Pelt, toch? Mooi. Dan ga ik u eerst maar eens op de fiets zetten. U heeft uw patiëntenkaart bij zich?’
‘Fiets? Patiëntenkaart?’
‘Het pasje van dit ziekenhuis met uw gegevens en uw pasfoto,’ zucht de vrouw. Alsof ik een kleuter ben die doet alsof hij niet weet wat een patiëntenkaart is.
‘Ik heb geen patiën-‘
‘Hier staat van wel,’ zegt de mevrouw met haar laatste druppel geduld. ‘Hier staat heel duidelijk van- huh?’ Ze kijkt nog eens goed naar haar scherm. ‘Dat is raar. Hier staat dat je voor een echo komt.’
‘Klopt,’zeg ik. ‘Een echo. Uit voorzorg, hoor. Het is waarschijnlijk-‘
‘Maar je staat tussen de fietsers…’
‘…Aha.’
‘Dat is raar.’
‘Oké. Ja. Raar. Sorry. Maar ik wil best even fietsen, hoor. Ik bedoel, ik vind het geen probleem om even…
De mevrouw zet haar knokkels op de balie en kijkt me aan met de blik van een vermoeide moeder.
‘Meneer Van Pelt… Komt u om te fietsen? Of komt u voor een echo?’
‘Echo. Denk ik. Ja, toch? Echo.’
‘Gaat u maar zitten. Mijn collega komt zo bij u.’
De collega is een kleine vrouw met een stem zo kalm dat je zin krijgt in thee met een koekje. Of vla of zo. Met zijn allen in de bus naar de Efteling en bij thuiskomst doen alsof de bus leeg is en bij ‘drie’ onder de bank tevoorschijn springen. ‘Tadaa, we zijn er toch.’ Zo’n stem.
Ik moet mijn shirt uittrekken en op zo’n bank gaan liggen. De collega van de baliemevrouw doet een soort gel op haar handschoenen en zegt ‘dit voelt misschien een beetje onaangenaam.’ Ze wrijft de gel over mijn borst, tot mijn lichte schrik blijft het onaangename gevoel uit. Ik bedoel, het is niet per se aangenaam, hoor. Dat zeg ik niet. Ik ben er niet van aan het genieten, of zo. Het is gewoon niet uitgesproken onaangenaam. Da’s alles.
De collega van de mevrouw duwt met iets dat lijkt op een controller van de Wii in mijn zij en zet een schakelaar op klik. Geklop van een hart. Het mijne. Ik ben een leek, maar het klinkt helemaal niet verkeerd. Een beetje als het intro van een nummer op een remix album van Nine Inch Nails. Ik weet dat dit eigenlijk een serieuze zaak is, maar ik vind het stiekem heel gezellig. Samen met een wildvreemde aandachtig naar je hart luisteren. Dat zit dus gewoon in het basispakket. Wist ik niet.
‘Laat ik meteen maar met de deur in huis vallen,’ zegt dokter Houtgraaf, terwijl hij me de resultaten presenteert. ‘Jij hoort hier niet.’
‘Sorry,’ zeg ik.
‘Je hart is prima in orde.’
‘Ja,’ zeg ik. ‘Het was uit voorzorg. De huisarts zei-‘
‘Fijne zomer,’ onderbreekt dokter Houtgraaf me. ‘En succes met je burnout.’
‘Joe,’ zeg ik.
De mevrouw achter de balie klikt driftig met haar muis. ‘Ja?’ vraagt ze zonder haar blik van haar scherm te wenden.
‘Ik vroeg me af of ik me nog moest melden,’ zeg ik.
‘Nee, hoor,’ zegt de vrouw achter de balie. ‘Wat ons betreft kunt u weg.’