Ik denk dat het begon toen Leo en ik de taken wat duidelijker vastlegden: ik de was, de afwas en de kattenbak. Leo het stoffen, stofzuigen, dweilen. Daarvóór zaten we steeds op elkaar te wachten, we mochten ons huishouden wel wat volwassener aanpakken. Vonden we. Ik weet nog hoe rot ik me voelde toen Leo op een dag de planten had weggedaan. Die graslelie was nog een stekje van mijn moeder, de vingerplant deed het prachtig in de hoek. Het is gedoe als ik de vensterbank wil afstoffen, had Leo gezegd. Dan moet ik al die potten verplaatsen. Ik snapte het wel. Leo was een praktische man. Daarna begon hij met de boekenkast. Iedere avond als ik thuiskwam, lag er een stapel op tafel. Ga je deze echt nog een keer lezer, nee toch? Een blik die geen protest duldde. Bij de kringloop zijn ze er dolblij mee, hoe fijn is het als er nog iemand van die verhalen kan genieten? Zijn deel van de kast was al weg, voor Sinterklaas vroeg hij een e-reader. Hij straalde toen hij de laatste staander van de kast in het aanhangwagentje tilde. Toen hij een stofdoek haalde over de muur die jarenlang verborgen was geweest. Hij bladerde in vt-wonens, haalde kleurenstalen bij de Gamma. Ik dacht dat het goed ging. De muur werd sulking room pink. Prima. Maar toen begon hij over de buffetkast. Al het stof erachter, eronder. Over dat tafeltje naast de bank. Over de fotolijsten aan de muur. Hoeveel werk het is om daar steeds je doek overheen te halen, dat je nooit alles kunt meenemen. Ik weet dat ik een watje ben. Ik wilde gewoon dat hij gelukkig was. Dus hielp ik hem mee de dozen te vullen. Reed ik naar de kringloop. Zei ik er niks van dat ons huis wat hol begon te klinken. Hij dweilde iedere dag de lege woonkamer, onze laatste 2 stoelen op de tafel. Zingend, dansend op de muziek uit zijn koptelefoon. Ook de boxen waar we samen een jaar voor hadden gespaard, waren stofnesten.
Toen werd hij ziek. We zetten een bed in de woonkamer, hij keek blij-streng toe hoe ik onder het bed dweilde. Het rook de hele dag naar ziekenhuis en citrus. Vorige week kroop ik naast hem in bed. Hij was suf van de morfine. “Hou je het netjes bij?” vroeg hij. Ik beloofde het.