Een paar balkons verderop wappert een regenboogvlag. Nog iets verder een Oekraïense vlag. De mensen van het laatste appartement op onze verdieping komen uit Oekraïne. Bij hen wappert geen vlag. Ik kwam ze laatst in de lift tegen. Ze zagen er opgewekt uit, hadden rugzakken op, stralende ogen. Ik dacht iets van strijdlust te zien, vermoedde dat ze naar een demonstratie gingen of een Russische ambassade wilden bestormen, dat ze misschien zelfs onderweg waren naar Oekraïne om mee te vechten, maar ze gingen naar een verjaardagsborrel, zeiden ze.
Aan de andere kant van ons pakhuis staat een prachtige bloeiende kersenboom die ik niet vanaf het balkon kan zien. Eigenlijk weet ik niet of het echt een kersenboom is, ik heb geen verstand van bomen. Ik zou het aan Google kunnen vragen. Of aan mijn broertje. Hij heeft ooit een opleiding tot boswachtersassistent gedaan. Waarschijnlijk zegt hij dat er in ‘zijn’ bos geen kersenbomen bloeiden, dat er sowieso vrij weinig bloeide. Tegenwoordig werkt hij op een antroposofische zorgboerderij waar hij eieren sorteert en achter ontsnapte kippen of kalveren aanholt.
Ik leun over de balkonreling en kijk omlaag naar de kade. De laatste weken zijn veel booteigenaren bezig hun boten zomerklaar te maken. Sommige sloepen liggen er al een decennium min of meer onaangeroerd. Af en toe komt de gemeente en plakt er goed zichtbare geplastificeerde waarschuwingen op, waarop de kadebewoners de eigenaar waarschuwen die vervolgens de waarschuwing verwijdert en de sloep een paar meter verplaatst. Althans, dat is mijn interpretatie van wat ik vanaf ons balkon kan observeren.
Langs de hele kade liggen boten, behalve bij een van de ladders. Daar heeft iemand een bord opgehangen: ‘Niet aanmeren. Vrij laten voor de zwemmers.’ De zwemmers zijn een groep mensen uit een pakhuis verderop die het hele jaar door in de ochtend een rondje gaan zwemmen. Als het stil is op de kade, dan kan ik vanaf ons balkon hun stemmen horen. Ze hebben elke dag weer veel te vertellen, eigenlijk zijn ze alleen maar de eerste paar ademhalingen stil als ze net het water in zijn gedoken. Vanochtend hadden ze het over de dag dat er een enorm megajacht aanmeerde. ‘Weet je nog …’ zeiden ze tegen elkaar. Het jacht had een sprookjesachtige naam en duwde de sloepjes opzij, wierp een schaduw over ons hele pakhuis. ‘Niet voor ons pakhuis,’ werd er geroepen. ‘Ik wil mijn uitzicht terug!’ En: ‘waar is mijn sloep?’ De zwemmers stonden bibberend in hun handdoeken gehuld. Het jacht had niet alleen hun ladder geblokkeerd maar de hele kade. De politie was al gebeld, riep men vanaf de balkons, de gemeente ook. Door de geblindeerde ramen kon je niet naar binnen kijken maar iedereen wist wie er achter het roer zat.