Ze bepaalde zelf wel wat ze at. Daar had ze de wethouder niet voor nodig. Met zijn quinoa en zijn avocado’s. Had die vent eigenlijk wel door hoeveel water ervoor nodig was, om dat spul te laten groeien?
Het kiprestaurant, daar ontmoeten ze elkaar. Ze had er kinderfeestjes gevierd. Pubergeheimen gedeeld. En ontbeten toen ze eindelijk in haar eigen appartement zat. Ze wist wel dat mensen zoals hij daarop neerkeken. Een Bucket als ontbijt. Maar ze wilde wel eens ruilen. Ze vond het eerlijk gezegd lekker makkelijk. De politiek had er ondertussen goed geld aan verdiend. Ze hielden dat soort ketens maar wat graag binnenboord. Prima voor de staatskas.
Wat ze interessant vond was dat er in zoetwater bacteriën gevonden waren die plastic aten. Ze deden niks met het gif dat erin zat, dus het was geen oplossing voor de plastic soep. Wat dat betreft bleef alle plastic troep. Maar het werd opgeruimd. Eerst werden de ketens korter gemaakt door de hoeveelheid uv-licht die erop viel en daarna consumeerden ze de koolstof die erin zat, als als een soort snelle hap. Omdat het lichtverteerbaar was. Lichter in elk geval dan takken en bladeren. Als ze mochten kiezen, kozen ze voor plastic. Ze hadden er meer zin in.
Dat snapte ze. Of, tenminste, ze kon het zich voorstellen.