Ik weet niet wat het was, maar ineens had ik zin in Pinksteren. Het overviel me. En het kwam ook erg slecht uit. Ik moest een geëngageerd verhaaltje schrijven en nu zat ineens over Pinksteren te dromen. Terwijl; ik wist niets over Pinksteren. Ik had geen Pinksterplannen, noch een Pinksterritueel. Er was ook niemand die me een vrije dag en deze dan toch doorbetaald.
Maar de Pinkster-hunkering scheen als een opzichtig groen licht over deze dag. En het liet zich niet zomaar negeren.
Misschien kwam het omdat het vrijdag gaat sneeuwen, of omdat mensen dat zeiden. Dat ik bij dat vooruitzicht behoefte had aan een lente die zich gesetteld had.
Dat moment dat alle paaseitjes inmiddels gevonden, de narcissen weer uitgebloeid en de sjaals ver weg opgeborgen.
Misschien kwam het door de belofte van Pinkpop. Waar ik dan wel niet heen zou hoeven, maar wel heen zou kunnen. “Het kan gewoon weer.”
Misschien kwam het omdat ik geen idee had wanneer Pinksteren precies zou zijn dit jaar. Misschien was er wel genoeg tijd voor productieve vredesbesprekingen. Misschien zag de wereld er rond Pinksteren wel heel anders uit.
Ja, vandaag straalde Pinksteren als een groene lantaarn voor me. Pinksteren aan het eind van de tunnel.
Dus opende ik toch maar Wikipedia. En las over Pinksteren als begin van “de grote groene tijd door het jaar”. De grote groene tijd. Ineens viel alles op zijn plek.
En ineens herinnerde ik me de dag voor Pinksteren. Dan werd in mijn kleine, Noord Hollandse, geboortedorp namelijk Luilak gevierd. Een ochtend waarop we om vijf uur onze wekker zetten, en zo veel mogelijk mensen in het dorp wakker maakte. Met pannen en deksels, met toeters en plakbandjes over je bel. En ik herinner me mijn moeder, die iets met stroop maakte als ontbijt.
En zo snapte ik mijn drang naar Pinksteren. Een tijd vol stroop en groen en lawaai mogen maken. Dus morgen zet ik mijn wekker en stap alvast over op de grote groene tijd.