shortreads_

Iedere werkdag een kort verhaal over de actualiteit
Menu
  • Beginpagina
  • Auteurs
    • Anna van der Kruis
    • Anne Lichthart
    • Anne-Minke Meijer
    • Christine Geense
    • Claartje Chajes
    • Dirk van Pelt
    • Enver Husicic
    • Elske van Lonkhuyzen
    • Gijsje Kooter
    • Joop-Maris Vollering
    • Kasper van Hoek
    • Laurens van de Linde
    • Lena Kurzen
    • Leon Brill
    • Manik Sarkar
    • Matthijs Koevoets
    • Nicole Kaandorp
    • Renske van den Broek
    • Sarah van Vliet
    • archief
      • Anne Broeksma
      • Anne Büdgen
      • Annemarie de Gee
      • Bart Smout
      • Derk Fangman
      • Esther Porcelijn
      • Eva Gouda
      • Eva Kelder
      • Hanneke Hendrix
      • Inge Schilperoord
      • Jirke Poetijn
      • Joubert Pignon
      • Kira Wuck
      • Koen Caris
      • Leonieke Baerwaldt
      • Lize Spit
      • Lucas de Waard
      • Mariken Heitman
      • Marron Das
      • Martijn Simons
      • Max Hermens
      • Michiel Stroink
      • Mijke Pol
      • Pascal Vanenburg
      • Renée Kapitein
      • Sander van Leeuwen
      • Sara van Gennip
      • Stefan Popa
      • Sylvia Hubers
      • Teddy Tops
  • Over shortreads_
Lize Spit
op 23 november 2015
Deel dit verhaal

Ornamenten

Gisteren klopte de onderbuurvrouw aan met een brokstuk in haar handen.
“Het onderste deel van jullie balkon is naar beneden gestort,” zei ze. De brokken waren een verdieping lager op haar uitbouw terechtgekomen, tussen haar plantenbakken met plastieken zonnebloemen.
Het huis dat we delen werd gebouwd in 1890 en is erg gehorig. De buurvrouw woont samen met haar nichtje, een pleegkind. Dagelijks vechten de twee een kleine oorlog uit, voornamelijk rond het uur waarop tanden moeten gepoetst worden. Dan maken ze het zo bont dat onze kat zenuwachtig door het huis trippelt en zich nergens meer durft te nestelen.
De laatste dagen, sinds de terreurdreiging werd opgetrokken, zijn ze gek genoeg rustiger.
De buurvrouw overhandigde me het brokstuk. Het zag er loodzwaar uit maar woog amper iets.
“Ik zou het bewaren,” zei ze, “zo’n sierstukken maken ze nu niet meer.”

Sinds de aanslag op het Joods museum bewaken militairen onze buurt. Ze staan dag na dag exact hetzelfde opgesteld, de ene hand op het geweer, de andere hand naast hun dij, soms staan ze gespiegeld aan elkaar. Ze zijn tot sierstukken van het gebouw verworden.
Vorige week kwamen er gepantserde voertuigen bij. Nu lijkt de stad op een uit de hand gelopen opendeurdag van het leger. De bruingroen gevlekte uniformen houden de herfst nog wat langer vast.
Elke keer als ik mijn huis verlaat en de soldaten passeer die de entree van het naastgelegen commissariaat bewaken met hun machinegeweer in de aanslag, voel ik de behoefte hen aan te spreken. Hoe ernstiger de terreurdreiging, hoe groter die behoefte.
Aan die reflex was ik ook al onderhevig toen ik klein was, in de lagere school. Vooral wanneer ik het antwoord op een vraagstuk niet kende, wilde ik zonodig mijn vinger opsteken.
Ik nam me gisteren voor de militairen bij mijn eerstvolgende passage te vragen wat zij zouden doen in geval van een balkon dat haar ornamenten verliest.
Nu zou het best kunnen dat ik, eenmaal daar, toch weer gewoon terugkrabbel. Uit schrik dat zij, zodra ze bewegen, slechts twee modussen overhouden. De trekker overhalen of instorten.




Vorige verhaal
Mark
Volgende verhaal
Vuurbal

Over de auteur

Lize Spit

Lize Spit (1988) woont in Brussel. Ze schrijft scenario’s, proza en poëzie. Ze publiceerde in verschillende literaire tijdschriften en treedt geregeld op. Daarnaast is ze auteur bij educatieve uitgeverij Plantyn, docent scenario bij Wisper en initiatiefnemer van RAW – een vzw die werk- en ontmoetingsruimte ter beschikking stelt aan jonge (film)makers en schrijvers in het Brusselse. In 2013 won ze Write Now! en in januari 2016 verschijnt haar eerste roman bij Das Mag.