Ze heeft een zwarte viltstift gekocht. Pastelkrijt. Hagelwit dun karton. Een boek met voorbeelden. Zij kan dit. Eerst potlood, een driedimensionale taartpunt op een bordje. Met rode kersen en een slagroomtoef. Glazuur dat over de rand druipt. Dan met de stift. Vlakken invullen. Ze houdt de tekening een eindje van zich af. Ze heeft een stuk taart getekend, het lijkt net echt. Ze pakt een schaar en begint te knippen. Het duurt lang, het moet supernetjes. De kiertjes bij de kersen zijn lastig. Ze heeft haar achtergrond al besloten, het licht is goed, haar camera staat op het statief. Ze kijkt in de spiegel. Ze ziet er goed uit.
Ze houdt best van bakken. En van een beetje decoreren met fondant. Vorig jaar nog een barbietaart voor haar nichtje. Maar die trend, een taart die helemaal van taart is, maar lijkt op een taart die van papier is, ze werd er zenuwachtig van. Ze zag de comments al. ‘Deze taart lijkt helemaal niet op een neptaart’, ‘fake fake cake of the century!’.
Met plakband plakt ze haar tekening op haar vingers. Ze lacht naar de camera en checkt haar foto. Het is net echt.