‘Lieverd, ik weet dat je niet met me wilt praten. Dat hoeft ook niet. Ik zit hier gewoon rustig op de gang, en ik wil je vragen of je wel even naar me wilt luisteren. Vijf minuutjes.
Ten eerste: het spijt me. Ik had niet zo boos op je moeten worden toen je me vertelde dat je gymspullen weer weg zijn. Het was ook best wel irritant dat ik je steeds weer bleef vragen wanneer ze je voor het laatst gebruikt had. Want ja, als je dat niet meer weet, dan weet je dat niet meer. En dan heeft het geen zin om het nóg een keer te vragen. Ik snap ook dat het voor jou echt niet leuk is als ik steeds aan je vraag wanneer je aan je boekbespreking begint. Sorry daarvoor. Maar het is gewoon volgende week al, en dan is best wel handig als je bijvoorbeeld nu al je boek uit hebt. Morgen kan natuurlijk ook. Maar misschien zat je wel net in Dummy de mummie te lezen, dan heb ik niks gezegd natuurlijk.
Maar het is nu bijna 8 uur Tobias, en je moet echt om half 9 voetballen! Je kunt je team natuurlijk niet in de steek laten, toch? Weet je nog tegen wie we spelen? AVSV, de vorige keer wonnen jullie met 5-1! Hoeveel goals ga je maken, denk je?
Ik heb intussen je schoenen die in de gang lagen voor je opgeraapt. En die hagelslag die je had gemorst: kom straks maar eens kijken hoe schoon de vloer is!
Hé, maar lieve Tobie, als je nu weer de hele ochtend op je kamer blijft zitten, en niet naar voetbal gaat en zo, dan vind ik dat het niet zo goed met jou gaat. Snap je dat?
Weet je Amanda nog, van het buurtteam? Die kwam toen bij ons om met jou te praten over je boze buien. Toen zat je in groep 5. We hebben toen nog zo’n stickerkaart gemaakt, weet je nog?
Nou, en je weet natuurlijk ook dat oma heel erg veel van lezen houdt. ‘Als ik een boek lees, vergeet ik alles om me heen’, zegt ze dan. Fijn is dat voor haar hè. Eigenlijk zijn die boeken het enige wat ze nog heeft.
Maar als jij nu niet gewoon naar buiten komt, moet ik Amanda weer bellen. En weet je wat er dan gebeurt? Dan kan oma nooit meer naar de bieb.’