Ze deelden vanochtend briefjes uit, een soort flyers, waarop stond hoe we ons moeten gedragen als het straks carnaval is. Ik weet niet wat carnaval is en ik kan niet lezen wat ze precies van ons eisen, want het is in het Nederlands – en ik weet trouwens ook niet wie ze zijn.
Waarom zou ik Nederlands leren als ik niet weet of ik hier mag blijven? Ze zeggen altijd: ga Nederlands leren, maar ik snap dat niet.
Carnaval. Dat schijnt een feest te zijn, dat heeft iemand me uitgelegd, het duurt een aantal dagen en het dorp krijgt een andere naam. Alle mensen in het dorp trekken rare kleren aan, ze verkleden zich als vrouw of als een dier of als iemand uit een film. En dan drinken ze heel veel en ze dansen en dat is dan het feest. Ze schijnen er het hele jaar op te wachten.
Ik drink niet, dus ik weet het niet zo, met dat carnaval. Als ik moest kiezen, zou ik wel als James Bond verkleed willen. Maar dan niet tussen allemaal andere mensen, maar echt als James Bond, met die auto erbij en die geweren. James Bond kan alles. Hij is slimmer dan wie ook en hij lost alles op. Ik heb al zijn films gezien. Soms droom ik dat ik hem ben, en dat voelt goed. Krachtig, onaantastbaar. Grote handen en een zware stem.
Toen ik vanmiddag aan een van de jongens hier vroeg of hij wist wat er op de flyer stond, zei hij: dat je niet te veel moet drinken. Dat stond er. Maar ik drink helemaal niet. Zelfs niet als ik droom dat ik James Bond ben, en ik alles achter me kan laten, en van de hoogste etage uit een brandend gebouw spring en land in warm, zoet water, kopje onder ga en weer boven kom, een paar slagen maak en aan boord klim van een speedboot die op me ligt te wachten met draaiende motor. Ik heb het niet koud, mijn horloge is waterdicht en ik mag helemaal zelf bepalen waar ik heen vaar. Niemand kan me tegenhouden.
Meestal droom ik trouwens andere dingen.