Op de ochtend dat alles mis was, keken de mensen uit hun ramen, riepen hun kinderen erbij en zeiden opgetogen:
‘Kijk, het sneeuwt!’
Tot die zondag was altijd alles – nagenoeg en ongeveer – hetzelfde geweest, en dat was wel zo overzichtelijk geweest voor iedereen. Maar terwijl ze daar voor hun ramen naar de eerste sneeuw stonden te kijken, bekroop de mensen een eigenaardig gevoel. En opeens zagen ze het: er is iets mis met de sneeuw.
Hij dwarrelt niet omlaag!
De sneeuw dwarrelt omhoog!
De mensen belden elkaar op: ‘Heb jij het ook gezien? Wat vreemd hè, van die sneeuw? Ja, nee, nooit eerder. Ik ben blij dat het bij jullie net zo is. Ik dacht al dat ik gek werd.’
En de mensen zetten hun tv’s aan en op het nieuws zeiden ze: ‘De sneeuw dwarrelt omhoog’ – maar dat hadden de mensen zelf natuurlijk ook wel gezien – en er kwamen mensen aan het woord die zeiden: ‘Er wordt gewerkt aan een verklaring.’
En aan het einde van de dag gingen de mensen slapen en stelden elkaar gerust: ‘Er wordt gewerkt aan een verklaring, het komt goed, met de sneeuw, dat moet wel, dat kan niet anders, ga maar lekker slapen, morgen is het maandag en is alles weer terug bij het oude.’
Maar de volgende dag was het geen maandag, maar zaterdag, en was helemaal niets terug bij het oude – behalve dan dat de dag in letterlijke zin de oude was, want hij was niet de volgende, maar de vorige dag geworden.
En weer zetten de mensen hun tv’s aan en op het nieuws zeiden ze: ‘De sneeuw dwarrelt nog steeds omhoog, maar nu is het ook opeens zaterdag, terwijl het maandag had moeten zijn’ en weer kwamen er mensen aan het woord die zeiden: ‘Er wordt gewerkt aan twee verklaringen.’
En aan het eind van de dag gingen de mensen weer slapen, al konden de meesten dat niet, en toen ze wakker werden, was het vrijdag, wat – hoewel nog steeds merkwaardig – tenminste íets meer zekerheid bood, totdat ze zagen dat de zon niet in het oosten, maar in het westen was opgekomen.
De onderzoekers van het Meteorologisch Instituut verzamelden zich,
maar die kwamen er niet uit
en toen kwamen de wiskundigen,
maar die begrepen het ook niet
en zij vroegen het aan de godsdienstwetenschappers,
maar die hadden werkelijk geen idee
en schoven het door naar de filosofen
en die braken hun hoofd erover,
maar gaven het uiteindelijk toch maar aan de astrologen
en die krabden zich achter hun oren,
maar konden niet anders dan het te laten liggen voor de haptonomen
en die deden heus hun best,
maar moesten het toch overlaten aan de bomenfluisteraars,
en die gaven het eerlijk gezegd vrij snel op
en speelden het door aan de vuilnismannen, die zich er fanatiek over bogen maar zonder resultaat.
En toen zelfs de dichters,
de kinderen,
de pinguïns,
de amoeben
en de atomen
met de handen in het haar zaten, wisten de mensen niet meer wat ze moesten.
En toen de mensen eenmaal niet meer wisten wat ze moesten, waren ze tien lange jaren verder,
waarin er kinderen geboren waren, die niet beter wisten
dan dat de zon in het westen opkomt,
op een zondag een zaterdag volgt
en dat sneeuw omhoog dwarrelt.