Tegen jezelf zeggen dat je het dit jaar iets rustiger aan gaat doen, om vervolgens voor het middaguur die plannen al bij te moeten stellen.
Een uur in de rij staan voor een lauw broodje beenham met veel te veel van die smerige honingmosterdsaus erop waarvan je na één hapje meteen de helft over je toch al met bier bevlekte shirt laat druipen.
Een meisje dat op een valse viool voor de honderdste keer het Wilhelmus probeert in te zetten.
Een monoloog van je dronken vriend over dat het nu juist hét moment is om in crypto te beleggen.
Tussen allemaal overstuurde speakers staan.
Er weer achter komen dat de kleur oranje werkelijk niemand goed staat.
Jezelf voor de twintigste keer horen vragen of ‘iemand nog iets bij zich heeft’.
Een vreemdeling die je plots om je nek vliegt en keihard het refrein van ‘Leef’ in je oor begint te schreeuwen.
Heel erg nodig moeten pissen, maar nergens kunnen pissen.
Al je vrienden kwijt zijn, geen bereik hebben, op je bek gaan, barst in je scherm, proberen niet te balen van de barst in je scherm maar net niet dronken genoeg zijn om daar niet van te balen. Iets kopen op de vrijmarkt en daar dan de hele dag mee rondsleuren en dan op het einde van de dag er zo klaar mee zijn dat je het maar weggooit.
In de gracht flikkeren, overstromende pisbakken, tongen met een bezopen toerist, uitglijden over iemand anders z’n kots, huilend je ex opbellen, gat in je broek, kruipend naar huis, fiets zoek, leven kwijt.
Oftewel: eindelijk weer een echte Koningsdag. Heerlijk.