“Het lijkt hier niet op wat ik mij bij een ruimte voorstel.”
“Wat is je voorstelling van een ruimte?”
“Waar ben ik nu precies? Als dit geen ruimte is, hoe kan ik hier dan zijn?”
“Haal rustig adem en probeer je niet af te laten leiden door randzaken.”
“…”
“…”
“Dit is waar mijn leven zich op dit moment afspeelt, dus ben ik hier.”
“Als je hier bent, wat is dan het probleem?”
“Ik heb geen lichaam.”
“Ik heb geen lichaam en het lijkt hier niet op een ruimte. Als de situatie van minder belang was geweest, had ik het curieus genoemd.
Dood ben ik niet, dan had ik het wel geweten. Mijn oom zei eens dat als je been echt gebroken is, je het wel weet. Dus als ik dood was, dan zou ik het al helemaal weten.
Maar waar is in godsnaam mijn lichaam?”
“Dat lichaam zit je wel dwars.”
“Ik heb het nodig en ik wil het terug!”
“Wat heb je eraan als het zich niet in een ruimte bevindt?”
“Ik ben hier nu lang genoeg. Ik wil weg.”
“Maar niet zonder je lichaam?”