Als een bloedhond slaat hij aan.
Varkens en runderen deed hij dagelijks, maar dit is een buitenkans, iets nieuws, iets waar hij van kan leren. Hij kijkt om zich heen, speurt het donkere park af naar menselijke aanwezigheid. Als de kust veilig blijkt, neemt hij een aanloop en springt over de sloot; hij landt in zachte blubber, zijn linkervoet zwemt in zijn schoen.
Wat doet hij hier eigenlijk? Hij is naar buiten gegaan zonder te weten waarom, de nacht in, weg van de kurkdroge warmte van de cv, van de tikkende breipennen van de vrouw met wie hij zich door zijn gepensioneerde jaren sleept.
Hoe dit hert hier terecht is gekomen, is een raadsel dat hem niet interesseert.
Nog een laatste keer checkt hij of hij echt alleen in het park is. Dan stapt hij op het hert af. Het dier voelt zich bedreigd, ook al torent zijn gewei hoog boven de man uit. Het staat in een hoek van het grasveld, tegen het struikgewas aan, op onbekend terrein, kan nergens naartoe. En die schonkige gestalte komt steeds dichterbij, haalt iets tevoorschijn dat opengeklapt kan worden, iets wat glinstert in het licht van de lantarenpalen. Het dier is alleen, er is geen ouder dier in de buurt dat zich kan opofferen; en pas als het al veel te laat is en die gestalte vlak bij staat, stuift het eindelijk weg; maar dan is er geen tijd meer, het wordt bij een achterpoot gegrepen, tegen de grond gewerkt en vervolgens met een enkele haal van dat flinterdun geslepen zakmes om het leven gebracht.
De man buigt zich over het kadaver heen. Hij snijdt de vacht open vanaf de keel tot de anus, zoals hij dat lang geleden op de slagersopleiding heeft geleerd. Met een snede dwars over het schouderblad maakt hij de voorvoet los.
Af en toe komt er een fietser langs, dan bukt de man zich en houdt hij zich doodstil.
Als het lichter wordt, beseft hij dat er ieder moment een vroege jogger langs kan komen. Hij heeft de bouten en koteletten naast elkaar in het gras gelegd, in keurige rijen, als uitgestald in een koelvitrine. Hij heeft niets waarin hij het vlees mee naar huis kan nemen, geen krat, geen plastic tas, en dus komt hij overeind, werpt een laatste blik op zijn werk en loopt dan naar huis, waar zijn vrouw zal vragen wat hij de hele nacht heeft uitgespookt.