‘You must hold your receipt before the scanner to make the door go open,’ zegt Frits tegen de vijftiger voor hem.
Die draait zich om en vraagt: ‘Wablief?’
‘O sorry,’ zegt Frits. ‘Ik dacht dat u toerist was. Ik zei dat u het bonnetje voor de scanner moet houden, anders gaat het deurtje niet open.’
‘Dat weet ik ook wel, mafkees,’ antwoordt de man. ‘Denk je dat ik achterlijk ben? Gebruik liever jouw bonnetje, want die van mij doet het niet meer.’
Frits zet zijn bierkrat neer en houdt zijn bon voor de scanner. Het apparaat piept, het poortje zwaait open. De man tilt zijn Big Shopper van de grond, zegt opnieuw ‘Mafkees’ en loopt weg. En net voordat Frits op zijn beurt het poortje door kan stappen, klapt het weer dicht.
Een tienjarig meisje dat achter hem staat, zegt: ‘You need to hold your receipt in front of the scanner, otherwise the gate won’t open.’ Hij vraagt of hij haar kassabon misschien mag gebruiken omdat die van hem het niet meer doet – en tegen de tijd dat zij haar kassabon heeft gescand, Frits zijn bierkrat van de grond heeft getild en het poortje gepasseerd is, klapt ook voor haar neus het poortje dicht.
Vanuit de kinderwagen die zacht tegen haar enkels botst, klinkt een babystem die in het Engels tegen haar zegt dat ze een bonnetje nodig heeft, dat ze anders niet naar buiten kan.
En zo mankt het leven voort, totdat over miljarden jaren godzijdank de zon ontploft.