De zon was al op toen het gedreun van de bassen verstomde en een eindeloze stoet feestgangers naar buiten dromde in het vale ochtendlicht. Met zijn magneetstok in de aanslag zigzagde Eric op zijn scootmobiel behendig tussen de feestgangers door die op modderige gympies over het pad sloften, op weg naar de pendelbussen. Geroezemoes in minstens tien verschillende talen. Voor zo’n rave kwamen ze van heinde en verre. Onaardig waren ze niet hoor, o nee. Vaak zwaaiden ze naar hem. Dan glimlachte hij en tikte zijn pet even aan. Soms kreeg hij een high five. Laatst wilde een meisje met hem op de foto. Het was winter. Ze had niets anders aan dan een bh met glitters en een rokje dat zo kort was dat je bijna haar billen kon zien. Eerlijk toegegeven, dat was geen straf. Maar meestal keken ze verdwaasd voor zich uit. Grote doppen, knauwende kaken, blik op oneindig.
Lopen ging allang niet meer. Hoeveel pijn hij had op de schaal van één tot tien, vroeg een arts hem jaren geleden eens. Vijfentwintig, had hij geantwoord. Dat was er in de loop der tijd niet minder op geworden. Toch bleef hij zijn rondes maken, en verzamelde hij per dag soms meer dan vierduizend patronen. De treurige souvenirs van een avondje uit anno nu.
‘Ballonnetje doen? Drie euro.’
Langs de kant van de weg stond een mannetje, vaste prik na zo’n nacht. Verderop telde Eric er nog vier. Portemonnees werden uit kontzakken getrokken, verfrommelde briefjes uit broekzakken getoverd, ballonnetjes opgeblazen en lachend leeggelurkt in de berm. Als de menigte vertrokken was zouden hier honderden patronen liggen, achteloos in het gras gegooid.
Betsy wilde niet dat hij zou gaan. Niet nu, niet vandaag. Maar thuisblijven was geen optie. Hij zou doorgaan tot het einde. Als hij om elf uur maar terug was, dan zou de uitvaartondernemer op bezoek komen om te kijken hoe het afscheid eruit zou gaan zien. Hij wilde niet heel veel mensen. Dan ging iedereen maar verdrietig lopen doen. Daar had niemand iets aan. De voorspelling was dat hij hoogstens tien jaar oud zou worden. Maar hij had alle sombere verwachtingen verpulverd. Nu, op zijn drieënzestigste, was het klaar. Hij was op.
Of hij het wel zeker wist, vroeg die journalist toen hij Eric interviewde voor dat stukje in de lokale krant. Die vraag werd hem vaak gesteld. Mensen vonden het een eng idee, uit het leven stappen. Misschien dachten ze dat hij zich aanstelde. Hij functioneerde toch nog? Die mensen hadden duidelijk geen idee hoe het was om dag in dag uit te moeten leven met vijfentwintig aan pijn op de schaal van één tot tien. Of maak daar maar vijfendertig van. Hij vertelde de journalist over die keer dat hij uit zijn stoel was gevallen en niet meer overeind kon komen. Als een schildpad op zijn rug had hij op de koude tegels liggen roepen tot iemand hem kwam helpen. Uren had dat geduurd. Die dag was er iets in hem geknakt.
Maar mensen bleven het vragen, misschien omdat ze hoopten dat hij het verkeerde antwoord gaf. Niet vergeten te zeggen tegen die uitvaartondernemer straks dat ze zijn as over de Maas moesten uitstrooien.