Het eerste dat ik heb gedaan is de gouvernante eruit snijden. Verder heb ik een boekhouder, een dienstmeisje en nog wat overbodige ballast eruit geflikkerd. Soms is het noodzakelijk om wat personages om zeep te helpen. Het motto schrijven is schrappen, daar deden ze in 1904 niet aan. De geadopteerde zus van wie ik het nut niet inzag was aanvankelijk gesneuveld, maar die heb ik met kunst-en-vliegwerk weten op te lappen tot een gewone zus. Kleine chirurgische ingreep, maar een stuk minder ruis. Lastiger waren de knechten met wie Tsjechov me had opgezadeld – wie heeft er tegenwoordig nog een knecht? Uiteindelijk kropen ze door het oog van de naald en heb ik ze samengevoegd tot één personal assistent, die het opportunisme in de voorstelling vertegenwoordigde. Kwamen ze toch nog van pas.
Nee, van Tsjechov zelf is uiteindelijk niet veel meer overgebleven dan een geraamte. Of hij daar genoegen mee nam? O nee. Afkeurend keek hij mee over mijn schouder. Ik gaf hem een paar zinnetjes terug om de vrede te bewaren, legde hem uit dat we in een andere tijd leven, dat zijn woorden een nieuwe interpretatie nodig hadden. Kon-ie niets mee.
‘Nee, Jibbe, de gouvernante is van essentieel belang voor het verhaal. Als jouw konijnenbrein dat niet inziet, dan ben je een walgelijk, dom, kortzichtig ventje. En wat moet dat gezwets over klimaatverandering voorstellen? Heb ik het ergens over klimaatverandering? Jibbe. Wat is dat trouwens voor naam: Jibbe?! En wat is in hemelsnaam een PA? Weet je wat jíj bent? Een klein, pedant mannetje dat op geen enkel niveau de diepere lagen van dit stuk begrijpt. Van míjn stuk, hoor je?! Deze vruchteloze poging is een marteling, een verkrachting. Jibbe? Jibbe! Blijf verdomme met je tengels van mijn verhaal af!’
Sorry Anton, exit gouvernante.
Maar de ellende was nog niet voorbij, o nee. Toen Tsjechov zich erbij neer had gelegd, kreeg ik Ilja Leonard Pfeijffer hijgend in mijn nek. Smalend las hij mee met ieder probeersel dat ik met trillende vingers uit mijn pen perste, zijn lange, met kokosolie doordrenkte lokken kriebelend in mijn neus.
‘Zie jij maar eens over mijn bewerking van Een meeuw heen te gaan, schrijvertje van onbeduidend formaat,’ lispelde hij in mijn oor. ‘Met je matige verbeelding, je matige talent en je matige toneeltekstjes.’
Vileine woorden, steken onder de gordel. Maar ik lag er wel wakker van natuurlijk en dat wist hij donders goed. Ik heb geprobeerd hem mijn huis uit te werken, eerst vriendelijk, toen onder lichte dwang, uiteindelijk met geweld. Maar Ilja is een weerbarstig type. Die laat zich niet zo makkelijk tegenhouden. Pas toen de rechter hem een straatverbod oplegde, werd hem eindelijk de mond gesnoerd. Alleen in mijn dromen hoor ik hem nog wel eens lispelen.