Mijn buurvrouw heeft sinds vorige week een nieuwe hond, zo’n klein keffertje. Het beestje blaft en gromt de hele dag door. En overal waar het kan, laat het een plasje achter. Het liefst op mijn voordeur.
‘Je moet er vooral geen aandacht aan geven’, vertelt de buurvrouw me als ik vraag hoe ze de dag doorkomt. ‘Dan houdt het vanzelf weer op.’
Die avond kijk ik naar de verkiezingen. Het lijkt op een herhaling van een oude aflevering van een gedateerde serie. Alleen de poppen zijn vervangen.
Iedereen heeft weer gewonnen. Zelfs degenen die hebben verloren, blijken toch gewonnen te hebben. De kiezers hebben gesproken, hoewel ze vooral door elkaar heen lijken te praten.
Ik zie dezelfde partijen, alleen de letters zijn anders. Er is een boze man. De man spreekt over een uil, dat is wel nieuw.
Ik zet de herhaling uit en ga naar bed. Ik droom over een bus, waar ik met allemaal onbekende mensen in zit. Het is een kleine bus, toch lijken we er wel met honderd mensen in te passen. Zwart, wit, oud, jong, man, vrouw, van alles wat. Er is geen chauffeur, maar dat lijkt niemand iets uit te maken. We rijden gewoon een beetje. Er wordt gezongen en gekletst, iemand heeft koekjes mee, we spelen spelletjes. Als de bus uiteindelijk stopt en de deuren open gaan, blijft iedereen zitten.
De volgende ochtend zie ik dat de boze man met de uil de grootste geworden is.
De angst wint van de liefde, althans, dat zie ik veel voorbij komen op mijn Facebook.
Ik wil ook iets schrijven, maar ja, wat maakt het uit. Ik zit in mijn bubbel, en de boze man met de uil in de zijne. Samen zweven we alleen maar verder weg van elkaar de wereld door.
Ik kijk naar buiten en zie het blaffende hondje weer pontificaal mijn voordeur besproeien. De buurvrouw haalt haar schouders op. Ik besluit om er maar om te lachen, en zij doet hetzelfde. Als een bubbel te dicht bij de zon komt, dan knapt ie. Ik heb het al eens eerder gezien.
Vandaag ga ik lekker met de bus naar mijn werk.