Waar ik vandaan kom haal je op 1 mei de bolderkar uit het schuurtje en vult hem met kratten bier en een gettoblaster. Daarna versier je de bolderkar met berkentwijgen uit je tuin en wacht je totdat je vrienden komen. Klaus is altijd laat. Susanne brengt een bak zelfgemaakte aardappelsalade mee. En Dieter nog een krat bier, voor de zekerheid. Je had stiekem gehoopt dat Ulli niet mee zou gaan. Rainer heeft haast maar de anderen willen op Klaus wachten. Susanne opent de eerste ronde biertjes. Niemand heeft een opener maar Susanne kan prima een fles met een andere fles openen. Klaus komt als de anderen hun eerste biertje bijna op hebben. Rainer weet de route en begint de bolderkar alvast te trekken. Klaus gaat stiekem op de bolderkar zitten, waarna Rainers schouder bijna uit de kom wordt gerukt en iedereen buldert van het lachen.
Na een tijdje begin je je te irriteren aan de playlist. Onderweg kom je ook andere bolderkargroepen tegen. Je kijkt hoeveel bier ze nog hebben. Soms wordt bier geruild voor stokbrood omdat dat lekker is bij de aardappelsalade.
De bolderkar maakt ratelende geluiden op de onverharde paden. Vanaf de middag heeft iedereen een rood hoofd. Volgend jaar neem je een petje mee. Of zonnebrand. En lekkerder zittende schoenen, want je voelt de blaren al. Omdat Susanne niet in de bosjes wil plassen moet de route worden aangepast langs het volgende dorpscafé. Klaus is stiekem blij omdat hij al sinds een uur moet poepen. Ondertussen kom je de eerste groepen tegen die te weinig bier mee hadden. Je doet even moeilijk maar geeft ze uiteindelijk wat bier. Onderweg naar het volgende dorp word je ingehaald door fietsers met berkentwijgen aan hun sturen. Susanne begint raar te lopen omdat ze zo nodig moet plassen. Klaus wordt steeds stiller.
Terwijl Susanne en Klaus in de rij staan voor de wc legt Rainer uit wat de mogelijke routes voor de terugweg zijn. Iedereen wil eigenlijk de kortste route maar niemand geeft dat toe.
Op 2 mei heb je diarree van Susannes aardappelsalade.