En dat is niet omdat ze slecht geschreven zijn. Het begint met een jonge vrouw in Texas. Zesentwintig jaar, drie kinderen. Ze doet sociaal werk en verdient negen dollar per uur. Ze woont in een trailer en schrijft een boek over een puberjongen die probeert om te gaan met de dood van zijn vader. Geeft het zelf uit, via Amazon, zodat haar moeder het kan lezen.
Of begint het in de lockdown. De pandemie waardoor iedereen thuis komt te zitten. Ook jonge mensen, tussen zestien en vierentwintig. Die zichzelf filmen, met opgezwollen ogen, mascara over de wangen of natte mouwen van het snot, terwijl ze de laatste zinnen lezen van haar boek. Het geeft ze iets te voelen.
Een enkeling noemt het ‘traumaporno’. Ze is makkelijk afgeleid. Personages uitwerken of uitgebreid hun omgeving omschrijven, slaat ze liever over. Ze gaat al snel over op dialoog, schrijft wat ze zelf graag wil lezen.
Misschien begint het daar, bij haar eigen vader, die haar eigen moeder slaat. Bij gesprekken die ze voert met slachtoffers van huiselijk geweld. Voordat ze bekend wordt als bestsellerauteur, schrijver, met een eigen hashtag.